Taal- en leesonderwijs op de ABC-eilanden; wat moet beter? – Deel 2

Taal- en leesonderwijs op de ABC-eilanden; wat moet beter? – Deel 2

mrt 4, 2024

In diverse lokale media is uitgebreid verslag gedaan van een grootschalig veldonderzoek naar de meertaligheid en leesontwikkeling van basisschoolleerlingen op Aruba, Bonaire en Curaçao. Het onderzoek is uitgevoerd door de Radboud Universiteit (Nijmegen) en de University of Curaçao (UoC) en gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). In twee opeenvolgende artikelen plaatsen Juana Kibbelaar en Amos van Gelderen de onderwijsproblematiek van de ABC-eilanden in een bredere context en reageren vandaaruit op het uitgevoerde onderzoek.

DEEL 2: Het onderzoek naar beginnende leesontwikkeling

Grootschalig leesonderzoek

Afgelopen maart presenteerden de onderzoekers van de Radboud Universiteit en de University of Curaçao de eerste resultaten van hun onderzoek aan het publiek. Daarna publiceerde het Nederlandse onderwijsvakblad Didactief, in opdracht van de Radboud Universiteit en partners, een special over leesonderwijs in Caribisch Nederland. In deze special wordt een lans gebroken voor onderwijs in het Papiaments, met name in het vroege leesonderwijs.

In deel 1 van dit tweeluik gaven we aan dat in dit onderzoek buiten beschouwing is gelaten wat de lokale taalcontext is. We hebben beschreven waarom het in de specifieke onderwijscontext van de ABC-eilanden nodig is dat Papiamentstaligen al vroeg grondige taal- en leesvaardigheden in het Nederlands (of één van de andere grote talen) ontwikkelen. Dit hebben zij ten eerste nodig om vanaf jonge leeftijd informatie uit teksten te kunnen vergaren en schoolse kennis te kunnen ontwikkelen. Ten tweede hebben zij dit nodig om ook in het Papiaments, hun moedertaal, te leren spreken en schrijven over kennisonderwerpen. Bezien vanuit deze doelen zijn er kanttekeningen te plaatsen bij zowel het uitgevoerde onderzoek als bij de gepresenteerde conclusies.

Het onderzoek en de vraagstelling

Het onderzoek naar leesontwikkeling is uitgevoerd op diverse scholen op Aruba, Bonaire en Curaçao. Daarbij zijn twee groepen leerlingen met elkaar vergeleken. De ene groep leerlingen leert eerst lezen in het Papiaments en daarna in het Nederlands. De andere groep leert eerst lezen in het Nederlands en daarna in het Papiaments. Vergeleken is hoe deze twee groepen leerlingen in beide talen scoren op technisch lezen, woordenschat en leesbegrip. Het gaat vooral om de volgorde van aanleren. Is het beter eerst te leren lezen in het Papiaments of eerst in het Nederlands?

De onderzoekers stellen dat de leerlingen aan het eind van groep 5 (voormalig 3e klas), op ongeveer 9-jarige leeftijd, in staat moeten zijn om basisteksten vlot te lezen en zodoende de stap naar gevorderd begrijpend lezen te kunnen zetten. Wat de onderzoekers niet vermelden is dat het uitmaakt in welke taal deze doelstelling bereikt wordt. Papiamentstalige leerlingen zullen op 9-jarige leeftijd vooral leesvaardig moeten zijn in het Nederlands, want het Papiaments is te kleinschalig om voldoende leesbronnen te bieden. Leesvaardigheid in Papiaments en Nederlands levert dus niet hetzelfde op.

Concreet betekent dit dat een goede leesvaardigheid in het Papiaments de leerlingen niet dichter brengt bij ‘alles kunnen lezen wat er maar te lezen valt’. Sterker nog: de mogelijkheden in het Papiaments zijn veel te beperkt om überhaupt een vaardige lezer te worden. Echter een goede leesvaardigheid in het Nederlands (of een andere grote taal) opent wel de wereld. Het biedt leerlingen de kans zichzelf via lezen te informeren en kennis te vergaren; op elk denkbaar onderwerp. De vraagstelling in het onderzoek gaat niet uit van deze feitelijke taalcontext. Het onderzoek vergelijkt twee talen met elkaar die wel gelijkwaardig zijn, maar helaas volstrekt niet dezelfde onderwijsmogelijkheden hebben. Het is de vraag of in deze context vergelijkend onderzoek überhaupt op zijn plek is.

Leren lezen in de praktijk

Goede scholen zorgen in de kleuterjaren voor een gedegen voorbereiding op het leren lezen in groep 3. Om de techniek van lezen onder de knie te krijgen én te begrijpen wat je leest is onder meer een goede mondelinge taalvaardigheid essentieel. Voor Papiamentstalige kinderen die leren lezen in het Nederlands is daarom cruciaal dat zij op de kleuterschool eerst een grondige Nederlandstalige voorbereiding krijgen. Anders is leren lezen in het Nederlands zinloos en funest voor het leesplezier.

Decennialang is beleidsmatig ingezet op Papiamentstalig kleuteronderwijs vanuit de stellingname dat kleuters het meest gebaat zijn bij moedertaalonderwijs. Wie veelvuldig in de praktijk rondloopt, hoort dat er in de klassen doorgaans bitter weinig Nederlands wordt gesproken met de kinderen. Zelfs niet als Nederlands op het lesrooster staat en ook niet als de school op papier tweetalig is. Ook scholen die leren lezen in het Nederlands hebben veelal kleuteronderwijs dat merendeels Papiamentstalig is. Op veel scholen krijgen jonge leerlingen dus nauwelijks de kans om het Nederlands te leren. Ze worden er vervolgens wel op afgerekend en het is dan ook geen wonder dat hele generaties een bloedhekel aan het Nederlands hebben gekregen. Met deze aanpak kan men niet verbaasd zijn als hun Nederlandse vaardigheden sterk achterlopen bij hun Papiamentstalige vaardigheden. En ook niet als hun schoolresultaten sterk achterblijven bij die van leeftijdgenoten op selecte scholen waar wel vanaf de kleuterschool de kans geboden wordt het Nederlandse lees- en lesmateriaal te leren begrijpen.

Beschouwing van het onderzoek

In de opzet gaat het onderzoek ervan uit dat het Papiaments voor de leerlingen de eerste taal is en het Nederlands de te leren tweede taal. Echter uit de beschrijving van de steekproef blijkt dat niet het geval te zijn: slechts 52.7% van de leerlingen heeft alleen het Papiaments als thuistaal. Voor een aanzienlijk deel van de onderzochte leerlingen is Papiaments dus niet de eerste taal. Gaat het in de gepresenteerde effecten dan wel om Papiamentstaligen? Of gelden deze resultaten voor leerlingen met een andere taalachtergrond? Dat blijft onduidelijk in dit onderzoek, want voor het verschil in thuistaal is niet gecontroleerd noch gecorrigeerd.

Om het effect van leren lezen in de ene of andere taal met elkaar te kunnen vergelijken moeten de leerlingen van de twee groepen een gelijkwaardige (kleuter)voorbereiding hebben gehad. Zijn de onderzoekers zich wel bewust van de gangbare lespraktijk op de eilanden? Of denkt men dat leren lezen in het Nederlands automatisch ook betekent Nederlandstalig kleuteronderwijs? Dat is in ieder geval niet de realiteit op de eilanden. Er is ook niet gecontroleerd op de invulling van tweetaligheid: wat verstaan de onderzochte scholen daar eigenlijk onder? En hoeveel onderwijstijd gaat er in hun klassen daadwerkelijk naar het Nederlands c.q. het Papiaments? In de publicaties is daarover niets terug te vinden. Echter met een ongelijke voorbereiding van de leerlingen in de te vergelijken talen is de vergelijking betekenisloos.

Over resultaten en conclusies

Volgens de onderzoekers blijkt uit de resultaten het belang van Papiamentstalig leesonderwijs. Het Nederlands wordt gezien als een vreemde taal voor de meeste leerlingen en de redenering is dat onderwijs in de moedertaal, het Papiaments, de basis is voor meertalige ontwikkeling. Zij bepleiten onder meer dat kinderen eerst leren lezen in het Papiaments en daarna pas in het Nederlands. De eindconclusie van de onderzoekers is dat het leren lezen in een creoolse taal ‘met succes’ kan worden geïmplementeerd. Dat is vreemd. Want deze aanbeveling is niet goed te rijmen met de onderzoekscijfers die ze presenteren.

Hun onderzoekscijfers geven namelijk aan dat leren lezen in het Papiaments qua leestechniek zwakke lezers oplevert. De onderzoekers geven als verklaring dat er onvoldoende leesmateriaal is. En dat is nou juist de specifieke taalcontext waar het hier om draait! Uit de cijfers blijkt ook dat voor beide groepen leerlingen geldt dat de leestechniek in het Nederlands beter is dan in het Papiaments. Dit onafhankelijk van de volgorde van de taal waarin ze eerst hebben leren lezen. De suggestie dat lezen in Papiaments eerst moet komen is dus merkwaardig. Tot slot laten de cijfers zien dat in beide groepen de kinderen in het Papiaments beter begrijpen wat ze lezen; ook de kinderen die eerst in het Nederlands hebben leren lezen. Dat is zeker niet verrassend. Immers wie in het kleuteronderwijs nauwelijks Nederlands heeft gehoord en gesproken kan wel de leestechniek aanleren, maar zal er weinig van begrijpen.

Een vergelijking van volgorde van aanleren is pas relevant als duidelijk is welke doelen behaald moeten worden. Analyse van de bredere onderwijscontext laat zien dat voor Papiamentstalige leerlingen leesbegrip in het Nederlands van belang is. De vraag via welke route zij daar zo snel en zo goed mogelijk kunnen komen is in het onderzoek niet gesteld noch onderzocht.

Het onderzoek is vooral een illustratie van hoe de afgelopen decennia is omgegaan met de instructietaalproblematiek op de ABC-eilanden. Het perspectief is eenzijdig, de cruciale vraagstelling ontbreekt en de lespraktijk wordt buiten beschouwing gelaten. Helaas geeft ook dit onderzoek geen handvatten voor de belangrijkste onderwijsvraag: hoe moet het onderwijs eruitzien om alle Papiamentstaligen dezelfde toegang tot informatie en kennis te verschaffen als hun leeftijdgenootjes elders in het Koninkrijk, wetende dat deze bronnen er in hun moedertaal niet zijn? Duidelijk is dat een leesroute die voornamelijk loopt via een taal met een zeer beperkt aanbod van schriftelijke bronnen deze mogelijkheid niet biedt.

Slotbeschouwing

De afgelopen 70 jaar is stelselmatig onderzoek gedaan, advies gegeven en beleid ingezet vanuit de veronderstelling dat onderwijs in kleinschalige en grote talen dezelfde onderwijsresultaten oplevert. Ons eerste deel toont aan dat deze veronderstelling fundamenteel onjuist is. Kleinschaligheid heeft een enorme impact op de mogelijkheden om de leesontwikkeling te stimuleren. Het wegwuiven van deze realiteit heeft als gevolg dat jonge leerlingen vanaf het begin op achterstand worden gezet en tegelijkertijd ook de kleinschalige taal zelf, als taal en cultuuruiting, weinig ontwikkelingsmogelijkheden geboden wordt.

De huidige waardering voor het Papiaments is uitstekend. Want onmiskenbaar is deze taal een belangrijk onderdeel van de identiteit van de eilanden en haar bevolking. Met de introductie van Papiaments in het onderwijs is een goedbedoelde stap gezet om Papiamentstalige jongeren betere kansen te geven. Maar daarmee is de kous niet af. Erkenning van een taal en onderwijsmogelijkheden zijn verschillende zaken. Men kan pas op Koninkrijksniveau een gelijke onderwijskwaliteit realiseren als men de voorwaarden creëert voor alle leerlingen om een vergelijkbare taal- en leesontwikkeling door te maken.

Het is voor alle drie de ABC-eilanden hoog tijd dat in zowel onderzoeksprojecten als onderwijsbeleid de gehele onderwijscontext wordt meegenomen. Want zonder een diepgaande probleemanalyse zullen oplossingen, (wetenschappelijke) onderzoeken, beleidsadviezen, nulmetingen, te ontwikkelen leerlingvolgsystemen en pilotprojecten op het oog veelbelovend lijken, maar na jaren toch een wassen neus blijken.

Dit tweeluik toont aan dat er gegronde redenen zijn om Papiamentstalige leerlingen reeds op jonge leeftijd goed Nederlands te leren. Het benodigde niveau bereik je niet door hier en daar het Nederlands wat extra aandacht te geven. En we komen er ook niet door, net als vroeger, het Papiaments te verbannen. Vanuit een ander perspectief op de kwestie zal een ander onderwijsmodel ontwikkeld moeten worden. Dat vereist uiteraard kennis van zaken, maar bovenal verbeeldingskracht! Goede resultaten zijn heel goed mogelijk; ook voor Papiamentstalige kinderen. Op dit moment worden generaties Papiamentstalige jongeren gedupeerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden. Het doorbreken van deze achterstelling van Papiamentstaligen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de landen in het Koninkrijk. En de situatie is nijpend!

Amos van Gelderen is lector Taalverwerving en Taalontwikkeling bij Hogeschool Rotterdam en senior onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Met zijn jarenlange ervaring heeft hij meegewerkt aan talloze publicaties over taalverwerving en leesontwikkeling.

Juana Kibbelaar is onderwijsadviseur/trainer. Met haar jarenlange ervaring in zowel het Caribische als het Europese deel van het Koninkrijk legt zij zich toe op het opsporen en belichten van de ongelijke onderwijskansen tussen de landen van het Koninkrijk.

Ultimo

Onderwijspuzzel op de ABC-eilanden

Hoe word je leesvaardig als je opgroeit in een taal waarin er slechts zeer weinig te lezen is? Hoe kun je leren informatie te verwerken en kennis te vergaren als kennisbronnen er in jouw taal niet of nauwelijks zijn?